Geerdinkhof’s privacy

ODE AAN DE TUINMUREN 

Een kleine drie jaar geleden zag ik ze voor het eerst: de tuinmuren van Geerdinkhof. We fietsten door de buurt voor een project van de Gemeente Amsterdam. Wij, een klein team van architecten en architectuurhistorici, hadden opdracht gekregen om samen met gemeentelijke medewerkers van Monumenten en Welstand een kaart te maken met daarop alle waardevolle bebouwing tussen 1950 en 1985, mét nadere informatie. De gebouwen tot ongeveer 1950 waren op die manier al eerder op kaart gezet. (https://maps.amsterdam.nl/ordekaart/?LANG=nl). Een overzicht van wat er sindsdien is gebouwd, wat daar nog van over is en het eventuele belang ervan, zal ons project binnenkort opleveren.

Tegen de tijd dat we in Geerdinkhof arriveerden hadden we al heel wat gezien: bedrijven- en haventerreinen, stadsvernieuwingsgebieden in de Jordaan, de Nieuwmarktbuurt en de Dapperbuurt, de Banne in Noord en andere delen van Zuidoost. Vaak veel van hetzelfde, loodsen, huizenrijen, flats, veel schuttingen en af en toe een pareltje.

In Zuidoost hadden we gezien wat er van de hoogbouw is overgebleven, en onder meer Kantershof, Kelbergen en Kortvoort bekeken. De meesten van ons kenden tot dan toe eigenlijk niet meer dan hier en daar een stukje van Zuidoost.

Toen kwamen we in Geerdinkhof-Zuid, dus de lage nummers. Dankzij de vele gemetselde tuinmuren en de geschakelde woonhuizen met garages of bergingen en de smalle voortuinen ertussen, bleek een bijzonder – en schuttingloos – straatbeeld ontstaan. Het mooie vonden wij dat voor huizen en tuinmuren dezelfde baksteen is gebruikt.

Meer naar het noorden zagen we andere woningtypes, en ook bungalows en patiowoningen. Langs prachtig aangelegd groen en water. Overal was de buurt stenig aan de kant van de hoven waar de auto’s komen, en groen aan de andere kant. Geen van ons kende Geerdinkhof eigenlijk en we waren blij verrast. Binnen een jaar hadden mijn partner en ik op Geerdinkhof een huis gekocht. We waren gevallen voor de mooie grote woonkamer, de groene Bijlmerweide vlak om de hoek, de ruimte, de exotische winkels, de metro op loopafstand en…. de gemetselde tuinmuren die een soort verlengstuk zijn van het huis. Onze eigen tuin heeft muren aan twee kanten, want die ligt aan een doorsteek naar de Bijlmerweide. Een omsloten tuin, zoals kloosters die wel hadden.

Voor ons project hielden we intussen gesprekken met Erik Klusman, die als steden-bouwkundige bij de gemeente aan de wieg heeft gestaan van Geerdinkhof, en die er nu zelf ook woont. Hij vertelde dat de privacy van de bewoners leidend was in het stedenbouwkundig plan. Om die te garanderen moest er vanuit het ene huis zo min mogelijk zicht zijn op andere huizen of tuinen. Vandaar de vele verdraaiingen, de blinde muren op de verdieping en… natuurlijk de tuinmuren, die meestal werden gemetseld tot net boven ooghoogte. Op die manier was er zo min mogelijk inkijk.

Daarop hebben we voor ons project bij het bouwarchief zoveel mogelijk bouwtekeningen van Geerdinkhof opgevraagd. En wat bleek? Aan de tuinmuren hebben de ontwerpers (in elk geval in ‘ons’ zuidelijk deel) onwaarschijnlijk veel aandacht besteed. Niet alleen de huizen, maar ook alle tuinmuren zijn tot in detail uitgetekend. Met de fundering, het palenplan, en het zicht vanuit een voorbijganger. Ook het aanzien van de muur aan het achterpad met de verschillende soorten openingen erin (die nu bijna allemaal zijn dichtgezet) is helemaal afgebeeld. En dat voor alle 22 blokken van Geerdinkhof-zuid (gebied 6). Ook in de andere delen van Geerdinkhof zijn tuinmuren te vinden, al zijn die van oorsprong lager of rechtlijniger.

Wie heeft de architecten gevraagd dat te doen? Het is allemaal zoveel beter, zoveel duurzamer en beter doordacht dan bij de meeste andere woonbuurten uit de jaren 70. Tegenwoordig zijn dergelijke muren voor nieuwbouw eigenlijk ondenkbaar, want veel te duur. Behalve dan voor Geerdinkhofs nieuwe Droomzone, maar dan wel in een steen die anders is dan die van de huizen. Kennelijk hebben de ontwerpers daarvan de gemetselde tuinmuren ook gezien als iets dat typisch is voor Geerdinkhof… Ik besluit op zoek te gaan naar de geschiedenis van de buurt. Wat waren de ideeën bij het ontwerpen ervan, en hoe is het verder gelopen? En liefst van ieder deel apart: de atelierwoningen of hofjeswoningen van Joop van Stigt aan de westkant (1), het noordoostelijke deel aan de hoek van de Bijlmerweide, ontworpen door Zanstra en zijn bureau (2), het nieuwere ‘gele’ deel, van Loerakker/Rijnboutt/Ruijssenaars, (3), het middendeel van Dekeukeleire en Zeeman (4 en 5) en Geerdinkhof zuid, de 100 nummers, ontworpen door INBO architecten (6).

deel 2: Bijlmer laagbouw deel E noord

Wanneer burgemeester Samkalden in 1968 de maquette van de Bijlmermeer onthult is het toekomstige Geerdinkhof daarop in grote lijnen al te zien. Het gebied ligt net als Kantershof tussen het Gaasperpark (naderhand Bijlmerweide genoemd) en de hoge honingraatflats,. Terwijl de hoogbouw altijd veel aandacht heeft gekregen, is over de laagbouw van de Bijlmer weinig bekend. Toch heeft de ontwerper van de Bijlmer, Siegfried Nassuth, nadrukkelijk ruimte voor laagbouwwoningen gereserveerd, 10% van het totaal. Daarvan was een deel bestemd voor de verkoop (Geerdinkhof en Huntum) en een deel voor sociale woningbouw (Kantershof en Kelbergen).

Op de Bijlmer maquette bestaat Geerdinkhof uit voorzieningen in het midden en woonhuizen in een grote U-vorm eromheen. Bij de dienst Stadsontwikkeling (SO) dacht men aan stedelijk wonen voor gezinnen, met de auto als gast. Toenmalig stedenbouwkundige bij de dienst SO Erik Klusman, herinnert zich dat de wijk Albertslund in Kopenhagen als inspiratie heeft gediend.

Huisvesting op hoog niveau

Vanaf het begin werd voor Geerdinkhof de lat hoog gelegd. Klusman kreeg de opdracht de uitgangspunten voor de wijk in een boekje vast te leggen. Geerdinkhof zou bestaan uit grote woningen, met tuinen van minimaal acht meter breed. Zoveel mogelijk woonruimte zou direct aan de tuin moeten liggen, dus bouwen in één laag had de voorkeur. Van het grootste belang was maximale privacy zowel in de woning als in de tuin. Voor parkeren werden parkeerpleintjes voorzien en privégarages, soms zelfs twee per huis. Verder was alles afgestemd op de voetganger. Het gebied werd in vieren gedeeld, en voor ieder deel werd een investeerder verantwoordelijk.

Toezichthouder bij ontwerp en uitvoering werd de commissie van een drietal Bijlmer- supervisoren: de architecten F.J. van Gool, E.J. Jelles en D. Slebos. Hun taak was “de stedenbouwkundige, architectonische, sociale, economische en culturele waarden van het plan voor de Bijlmer te bewaken, als één onverbrekelijk geheel”. Nadrukkelijk werd erbij vermeld dat de laagbouw zou moeten aansluiten bij de karakteristiek van het gehele stadsdeel. Het gebied moet “een zo groot mogelijke privacy krijgen, bv door patiowoningen. Het uit de totale wijk voortvloeiende patroon moet ook in dit stadsdeel worden voortgezet. Voor hyperindividuele woonwensen is daarom geen ruimte”. Dus geen opvallende, in het oog springende individuele huizen, maar grotere complexen.

De verslagen van de gesprekken tussen supervisoren en ontwerpers liggen in het Stadsarchief. Ze zijn interessant om de ontwerphistorie van Geerdinkhof te kunnen volgen, ze geven een kijkje in de keuken. Als de “Bijlmer laagbouw deel E noord” begin 1970 voor het eerst ter sprake komt wordt Klusmans boekje met het verkavelingsplan besproken. De supervisoren constateren dat in het plan het groen vooral bij de huizen wordt getrokken waardoor de buitenruimte een steenachtige indruk zal gaan maken. Zij kunnen zich dat heel goed voorstellen. Wel “dringen de supervisoren aan dat in ieder geval – ook bij opdrachten aan verschillende architecten – elementen worden toegepast die het gehele gebied éénzelfde herkenbaarheid geven”. Hierop zal naderhand in de besprekingen vaak worden teruggekomen. Eén deel van het plan valt niet in goede aarde: de woningen in drie lagen, die voorzien waren aan het park (toegevoegd vanwege de exploitatie), vinden ze zeer ongewenst: die gaan “een visuele scheiding vormen met het Gaasperpark”.

In mei 1970 maken de investeerders hun architecten bekend: F.J.E. Dekeukeleire (gebied 3) en Bureau Zanstra, Gmelig Meyling & De Clerq Zübli (verder kortweg “Zanstra” genoemd, gebied 2). J. van Stigt zou iets later volgen (gebied 1), net als bureau INBO (gebied 4). Vervolgens komt de planontwikkeling met horten en stoten op gang. De bedoeling is om de architecten samen op te laten trekken om een gemeenschappelijk beeld te creëren. De eerste ontwerpen vormen echter zeker geen geheel en blijken veel traditioneler te zijn dan de vrij vernieuwende opzet van SO. Bovendien komen sommige opdrachtgevers in financiële problemen waardoor het ontwerpproces wordt vertraagd. Besloten wordt om toch vast te houden aan de uitgangspunten, waardoor iedereen moet schipperen tussen de hoge ambities en de harde (financiële) werkelijkheid. In augustus 1972 wordt als eerste het ontwerp voor de patiowoningen van Zanstra goedgekeurd en in november 1974 als laatste de plannen van INBO voor het zuidelijk deel.

Crisis en versobering

Toen de eerste huizen in 1976 waren opgeleverd, bleek de verkoop te stagneren. Cees Geldof, die als stedenbouwkundige bij SO betrokken was bij de uitvoering van de wijk, herinnert zich hoe door de economische recessie en de torenhoge hypotheekrente de markt voor het hogere segment instortte. Voor Geerdinkhof werd bovendien een hoge erfpacht gevraagd. Kortom: de herenhuizen van Geerdinkhof waren te duur en werden nauwelijks verkocht. De plannen moesten worden aangepast en versoberd. Het gebouwtje voor collectieve doeleinden dat voor iedere wijk in de Bijlmer was voorzien werd hierdoor op de lange baan geschoven. Wel bleef de grond ervoor gereserveerd, lezen we in het verslag van 21 november 1973.

wordt vervolgd

Marijke Beek

Met medewerking van Erik Klusman en Cees Geldof, respectievelijk sinds 2010 en 2006 Geerdinkhofbewoner. Beiden hebben sinds de jaren zeventig op andere plekken in de Bijlmer gewoond.

Citaten zijn afkomstig uit de verslagen van het college van supervisoren, Stadsarchief Amsterdam, toegangsnr. 30080 (Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting, inventarisnummer 1663)

%d bloggers liken dit: