Maandelijks archief: mei 2018

Heesterveld kleurt zich geel, blauw, rood

Heesterveld ligt ingepropt tussen metrostation Bullewjk en de galerijflat Hakfort. Het is een anti Bijlmer hoogbouw, die begin jaren ‘80 ontworpen werd door Pi de Bruijn en zijn leermeester Frans van Gool. Het was een complex voor sociale huur en draaide zo slecht dat eigenaar Ymere op zeker moment besloot te slopen. Zover kwam het niet. De krisis van 2008 gooide roet in het eten en vervolgens ontstond het idee om een deel van het complex tot broedplaats om te bouwen. Dat deel werd ook geheel beschilderd, zoals in aantal favela’s mode is geworden. Het is tenslotte de goedkoopste methode om verloedering te verhullen. Je krijgt bovendien vrolijke kleuren en een eigen identiteit.

Inmiddels is Ymere weer een stap verder. Het hele complex blijft. De privé tuinen die zoveel overlast gaven zijn geheel gesloopt. Al het buitengebied is nu openbaar en geheel vernieuwd. En drie delen van het complex hebben nu allemaal hun eigen felle, overdonderende kleur: geel, rood, blauw. De broedplaats behoudt zijn favela-outfit, maar kreeg er ook een mooie cirkel plus boom bij en daarbovenop een stevige, houten en transparante looproute naar niets. Gewoon een ding.

Meer info: Heesterveld pagina op deze site

De Bijlmer vierde feest in Paradiso

50 jaar Bijlmer en 50 jaar Paradiso kwamen 1ste Pinksterdag 20 mei samen in de poptempel bij het Leidseplein. Een verbintenis die eerder mislukte in het Amsterdam Museum. Paradiso kreeg er een applaus expo, maar het geplande eerbetoon aan 50 jaar Bijlmer werd ingeruild voor een monument van trots rond de overleden burgemeester Eberhard van der Laan.

De Bijlmer is kortom in Amsterdam geen dominant onderwerp en het optreden van Zo!Gospel Choir in Paradiso bevestigde dat. Paradiso kwam niet naar de Bijlmer om ons een pracht van een concert aan te bieden. De Bijlmer cq de gemeente Amsterdam bracht zijn centjes naar de grachtengordel.

Het was er die 20ste stampvol, meer volk dan verantwoord, dankzij de gulle uitgave aan vrijkaarten voor ambtenaren en relaties. De ‘echte’ liefhebbers van het koor betaalde een 20 euro per persoon. En samen stonden ze opeen geperst met veelal een beperkt blikveld. De band miste koper en ruimte tussen de klanken en zover er gospel klonk zocht je tevergeefs naar geloof, hoop en liefde. Hard en hoog hadden de boventoon.

Paradiso en het Choir hebben een geschiedenis gemeen, die rond 2000 begon toen besloten werd dat de Bijlmer Vernieuwing niet alleen flatgebouwen ging slopen, maar de Bijlmer cq Zuidoost ook een platform voor kunst en cultuur moest brengen, met vooral aandacht voor het multiculturele en (dus!) het niet hoog opgeleide. Zo!Cultuur werd geboren, mede-initiatiefnemer was Paradiso. De club maakte in 2004/2005 naam door samen met de poptempel een groot Gospelfestival te organiseren in en naast het CEC-gebouw bij Ganzenhoef. De keuze voor gospel was simpel: religie en zang horen bij de arme bewoners van de Bijlmer, hoewel het festival druk bezocht werd door de witte middenkaste.

Het Gospelfestival werd door zijn eerste successen de core business van Zo!Cultuur, veel meer kwam er niet uit haar handen. Niet onverwacht ontstond in 2010 het idee om Zuidoost zijn eigen koor te geven dat aan het festival mee kon doen. De zwarte medemens werd tenslotte met een gouden strot geboren. Dat bleek. Vooral Afro-Surinaamse meiden reageerden enthousiast en binnen een mum van tijd stond er een fantastisch, jeugdig en energiek koor onder leiding van de zangeres Berget Lewis, zus van Donna, die samen met Gordon Cruden Zo!Cultuur leidde. Het koor werd een doorslaand succes, vooral toen het Korenslag won, een NCRV korencompetitie op de televisie.

Inmiddels is het koor een vaste waarde. Het staat onder leiding van de solisten Berget Lewis en Shirma Rouse en wordt gemanaged door Donna Lewis en Gordon Cruden, die het project Zo!Cultuur uit hun handen zagen glippen en vervolgens mislukten met hun vervolgproject Podium Zo! in het oude Kwakoe-gebouw.

Het koor heeft zijn amateurs de laan uitgestuurd en is beroeps geworden, de binding met de Bijlmer/Zuidoost is verdwenen, hoewel ‘men’ in Zuidoost krampachtig tracht het koor als zijn kindje te positioneren. Zoveel successen heeft de Bijlmer tenslotte niet voort gebracht, er voetbalt zelfs geen Bijlmerboy meer in Ajax 1 of 2.

Grootste slachtoffer is natuurlijk de Bijlmer, waarvan de zangtalenten hadden mogen hopen dat het koor een Bijlmer-ding bleef: zingen voor je eigen mensen in het idioom van hun onderscheidende kultuur, met af en toe leuke gigs in andere steden en landen. Een koor waarin de generaties elkaar opvolgen, zoals bij fanfares en handbalclubs. Het professionele choir met per klus niet meer vocalisten dan commercieel aantrekkelijk is, is een soort verraad aan de basis, zoals ook met Paradiso gebeurde: van een culturele vrijplaats voor hippies en rockers, waartoe het gebouw in 1968 werd gekraakt, naar een alternatief concertgebouw met vele beveiligers en een uitgebreide, professionele staf. Kunst en cultuur gaan daar waar het geld is.

De verloedering startte niet op de Zeedijk

De laatste tijd horen we opeens, dat de verloedering van de Bijlmer begon, toen burgemeester Van Thijn in 1984 de Zeedijk liet schoon vegen. Vandaag werd het verhaal nog op onze tv verteld door Murat Isik die onlangs de Libris-prijs won met zijn boek over zijn Bijlmerjeugd.

De Zeedijk was vanaf midden jaren ‘70 de hangout van dealers in heroine, veelal Surinaamse mannen die door de Chinezen bevoorraad werden. De harde actie van de burgemeester leidde er toe dat de dealers zich terug trokken in hun heimat, met name de Bijlmer-flats zoals Gliphoeve rond winkelcentrum Ganzenhoef. De metro verschafte hun klanten een prima verbinding tussen hen en de stad. En de Bijlmer werd zo ook het roof- en verblijfsgebied van de slecht bij kas zittende gebruikers. Niet alleen voor mensen van buitenaf, maar natuurlijk ook voor hen die in de Bijlmer woonden. Er waren door dealers gerunde appartementen, trappenhuizen en bergingen waar ze hun ‘horse’ konden roken of spuiten. De Hollanders spoten het in de aderen voor een snelle en heftige kick, de Surinamers rookten, want zij eerden hun lichaam, daar moest geen spuit in. .

En toen begon de verloedering zeggen mensen als Isik, maar die was natuurlijk al veel langer gaande. De Bijlmer was immers vanaf de start in ‘68 een nogal instabiele samenleving, waar veel huurders snel vertrokken – per jaar zo’n 30% van het totaal – en veel leegstand was, leegstand die op zeker moment werd opgevuld door (Surinaamse)mensen zonder baan en vooruitzicht. Drugs kunnen het leven dan draaglijk maken en voor de handige jongens zijn hasj en heroïne een prima verdienmodel totdat zij ook zelf verslaafd raken. De actie van Van Thijn was vooral een verergering van de problemen in de Bijlmer.

De schoonveeg-actie was de uitkomst van een steeds repressiever beleid. Dealers en junks werden niet meer getolereerd, zeker niet rond de Nieuwmarkt waar gebruikte spuiten op kinderspeelplaatsen werden gevonden. Bewoners schreeuwden om actie en hun woede en angst werden versterkt door de tientallen doden, die jaarlijks aan een overdosis de pijp uitgingen. Het Parool hield er een nauwkeurig logboek van bij. In de jaren daarvoor, de jaren ‘70 werd het heroïnegebruik vooral als een ziekte gezien. Er kwam zelfs een opvangcentrum als het Huk in de Spuistraat waar junks onder een soort toezicht konden gebruiken en ook te eten kregen. En er was Surinaamse opvang van de stichting Sosa onder leiding van Ferdy Axwijk in een groot, mooi hoekpand aan de Vijzelstraat. Onder leiding van wethouder Irene Vorrink (voormalig minister onder Den Uyl) startte in ‘78 een beleid om de junken over een aantal oude wijken te verspreiden. Er werden cafe’s aangewezen waar de junks konden scoren bij een soort huisdealer. Daaronder ook een Surinaamse tent. Het nieuwe beleid liep echter al snel stuk. Het werd niet gepikt en mede daardoor verdween Vorrink.

In de Bijlmer van ‘84 keerde dit opvangbeleid ondanks de harde actie van Van Thijn weer ten dele terug. De Bijlmer lag tenslotte niet in hartje centrum en junks blijven hulpbehoevend. Onder de Elsrijkdreef naast kinderboerderij Gliphoeve werd een houten keet geplaatst waar Surinaamse heroïnegebruikers veilig hun horse konden roken. Voor het beheer ervan richtten ze hun eigen stichting op en ze noemden hun keet ‘Ons Stekkie’. Boze bewoners staken het een paar keer in de fik. En langzaam maar zeker verdween in de jaren ‘80 het heroïneprobleem. Gebruikers stierven of stopten ermee. De toeloop aan nieuwe gebruikers werd steeds minder en de hulp steeds beter. De heroïnegebruiker kan nu thuis blijven wonen of in een opvang. Z’n horse of methadon krijgt hij op recept.

Meer info: zie Hier en Nu en Andere tijden.