De Bijlmer was de stad van de toekomst. En daar was OMA, het bureau van Rem Koolhaas het volledig mee eens. In 1985 werd hij door Nan Raap benaderd om een ‘renovatie’-plan voor de Bijlmer te bedenken. Raap was indertijd directeur Volkshuisvesting Amsterdam en zag de sloopplannen van zijn adjunct Arno Arnoldussen en Rene Grotendorst van Nieuw Amsterdam in het geheel niet zitten. Je ging pas slopen als het echt niet anders kon en dus bedacht Raap dat er een autonome geest nodig was om een voortdurende toekomst voor de wijk te bedenken. Dat werd dus Koolhaas.
In 1986 kwam Koolhaas met zijn plan. Hij noemde de Bijlmer een ‘ monotone pracht die met harde hand moet worden bewaakt, door versterking van de positieve elementen‘. En schreef hij: ‘ Men moet de Bijlmer niet benaderen met de modellen ontleend aan de geschiedenis (bedoeld wordt de middeleeuwse stad, zo favoriet bij alle Bijlmer-kritikasters), deze urbanisatie is uniek…. De wijk is een krachtig organisme, bijna even monumentaal als Stonehenge ‘.
Koolhaas stelde dus voor de Bijlmer uit te bouwen, hoewel garages en onder wegen en platforms verstopte subcentra gesloopt mochten worden. Die belemmerden vooral het uit- en doorzicht. De Bijlmerdreef moest een strip worden met woontorens en grootwinkel-bedrijven. Naast de Gooiseweg konden ter hoogte van het Bijlmerpark in een strook urban villa’s. De saaie parkgebieden tussen de flatgebouwen moesten verlevendigd worden met allerlei voorzieningen zoals een buiten-bioscoop en sportvelden. Die gebieden waren voor hem de grote potentie van een nieuwe Bijlmer: een moderne urbanisatie. En hij trok onder en langs de metrobaan tussen Ganzenhoef en Kraaiennest, het Bijlmer Museum gebied, een brede, dubbele boulevard. Hij bedacht ook nog stroken asfalt / straatsteen, die het gebied duidelijker zouden indelen. De stroken dienden mede als autoroute naar parkeer-voorzieningen in het maaiveld. Wat Koolhas bedacht, was lang niet allemaal nieuw. Nassuth tekende al een Bijlmerdreef, die van begin tot eind met voorzieningen zoals winkels en kantoren was volgebouwd. Hij zette er ook woontorens naast, net zoals langs de Karspeldreef, die wel gerealiseerd werden: vier stuks. Het maaiveld -het park rond de flatgebouwen – was bij Nassuth bezaaid met paviljoens, terrassen, vijvertjes en bijzondere tuinen. Het werd er indertijd bij de bouw van de Bijlmer allemaal uitbezuinigd.
Het idee van die stroken werd later, na 1992, door Donald Lambert, de stedenbouwkundige die toen de Bijlmer zijn nieuwe gezicht mocht geven, gekopieerd. Bij hem werden het vooral groenstroken, met daarlangs ontsluitingswegen. En ook het idee van sportvelden in het maaiveld-gebied kwam terug, ga maar kijken bij Kraaiennest. De bebouwing van de Bijlmerdreef werd door Lambert eveneens terug gehaald, zoals enige jaren voor hem de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam soortgelijke plannen lanceerde. In de DRO-plannen evenwel veel meer winkels, kantoren en woongebouwen, net zoals bij Koolhaas. De Bijlmerdreef anno 2014 is een optelsom van diverse gebiedjes. Er ontstond geen monumentale boulevard en het is onmogelijk hem helemaal af te lopen, laat staan te fietsen.
Koolhaas kreeg midden/eind ’80 evenwel geen applaus voor zijn plannen. Opdrachtgever Raap noemde het plan uiteindelijk te utopisch en de Bijlmer-doemdenkers wilden natuurlijk alleen maar slopen. Op de foto van de maquette ziet u het plan in grote lijnen. De grote, horizontale baan in het midden, met de rode torens, is de Bijlmerdreef. De verticale baan is de Gooiseweg met urban villa’s. De verticale, roze banen, de zgn. stroken, geven het gebied zijn nieuwe indeling. En helemaal rechts onder ligt het Bijlmer Museum ofwel het GK-kwadrant., waarvan dus inmiddels Koningshoef en Grunder, uiterst rechts, gesloopt zijn.