De Bijlmer kreeg geen normale woonstraten, maar woongebieden. Het Bijlmerplan was voor en tegen de auto.
Een normale stad is opgebouwd uit paden, straten en boulevards en soms waterwegen waarlangs de huizen gebouwd zijn, apart of in een blok. Met de toename van het autobezit na de 2de wereldoorlog betekende dat, dat de straten verstopt raakten met blik, de stank toenam, het fijnstof uit de uitlaat (maar dat weten we pas sinds kort), de onveiligheid vergroot werd en overal parkeerplekken moesten worden aangelegd.
Voor de Bijlmer, maar ook voor Molenwijk in Amsterdam Noord, besloot men het anders te doen. Er zouden brede dreven worden aangelegd, met alle ruimte voor de auto’s, die nergens een voetganger, fietser of brommer zouden tegen komen. Alles wat geen auto was, moest naar het maaiveld, het park, waarboven de dreven uittorenden. Het park liep via viaducten onder de weg door. De auto kon in de Bijlmer ook maar twee kanten op: er doorheen of naar een garage waar de auto gestald kon worden. De garage werd tevens de entree naar de flatgebouwen. Alles voor de veiligheid en geen autoblik in het zicht.
In het maaiveld, het park, kwamen dus geen straten, wel fiets- en wandelpaden. De garages werden aan de dreven verankerd, die als een soort ringweg om de woongebieden werden aangelegd. Het werden mede daardoor enorme woongebieden van 800 meter breed en 800 meter lang. Deze maten werden ook bepaald door de eis, dat garages, buurtcentra, metrostations en bushaltes nooit verder dan 400 meter van de woning mochten afliggen. Dat maakte dus, dat de gebieden ook weer niet te groot werden.
In elk kwadrant, zoals de gebieden genoemd werden, pasten 6 tot 9 lange flatgebouwen, met per gebouw zo’n 330 tot ruim 500 woningen.
Het ontbreken van straten zou later bij de vernieuwing van de Bijlmer tot allerlei kleine en grote problemen leiden. De nieuwe Bijlmer werd vooral een ouderwetse stad met straten en die moest in- en aangepast worden in de autovrije Bijlmer met zijn eigen fietspadenstelsel. De fietspaden stoppen bijgevolg op de meest vreemde plekken en je wordt gedwongen op vreemde manieren om te rijden. Op de Bijlmerdreef zie je ook het probleem dat er geen doorgaande wandelroutes zijn. Vanaf Ganzenhoef kan je lopen naar de Gooiseweg en dan stopt het. Je moet verder via het buurtje Vogeltjeswei. De Bijlmerdreef, waarlangs je ook niet kan fietsen, wordt dus nooit een mooie flaneer-boulevard. Daarvoor ontbreken trouwens ook de winkels en horecatenten.
Op tekening de plattegrond van de Bijlmer, 1975. Je ziet het woongebied met in het midden de Gooiseweg, doorsneden door de Daalwijkdreef, de Bijlmerdreef, de Karspeldreef en de Gaasperdammerweg (van boven naar beneden). De garages liggen in blokken aan de dreven, de gebouwen worden omgeven door gras en water, en de smalle blokjes, die aan de gebouwen zijn vastgeplakt, zijn de collectieve ruimten voor bewoners.