In opdracht van Wouter Pocornie/Black Archives onderzochten een viertal duo’s de mogelijkheden om de Bijlmer/Zuidoost stedenbouwkundig zodanig te vernieuwen, dat de huidige en komende bevolking meer aan z’n trekken kan komen. Op zoek dus naar aanpassingen van het oude ontwerp en het huidige bouwprogramma, ofwel hoe bouw je een samenleving waarin eenieder zich zoveel mogelijk senang voelt en je dus ook rekening houdt met alle culturen die de Bijlmer zijn ingestroomd.
Het leverde in ieder geval een aardig idee op: het vergroten van gemeenschappelijke (buiten)ruimte, omdat het leven meer is dan je terug trekken in je eigen woning, zeker als die woning alsmaar kleiner lijkt te worden. En dat gebeurt momenteel op Amstel 111 waar het gros van de nieuwe, in torens gestapelde appartementen niet groter is dan 20 – 45 cq maximaal 70 m2.
In de oude Bijlmer van Nassuth vond je bijna uitsluitend drie- en vierkamerwoningen van 72 en 96 m2 grootte, plus wat kleinere 2-kamer appartementen. In de oude H-buurt bevatten de gebouwen ook 6-kamer woningen. Het was allemaal sociale huur. En oorspronkelijk zou de 4-kamer woning een grootte hebben van 120 m2 met een balkon van 2 meter breed (werd 1,5) maar dat stond de Nederlandse staat niet toe en de gemeente kon het niet bekostigen. Men was natuurlijk helemaal niet gecharmeerd van Nassuth’s idee, dat iedereen recht had op een 4-kamerwoning. Hij wenste geen verschil tussen een alleenstaande of een gezin, want de een had kinderen, de ander een paar honden of andere hobby.

Het plan van Nassuth bracht niet alleen grote woningen, ruimer dan tot dan in de sociale huur de gewoonte was, maar voorzag eveneens in een enorme oppervlakte aan gedeelde ruimte: de grootse parkruimte tussen de flatgebouwen plus de gezamenlijke bewonersruimten in de binnenstraat van de gebouwen met daarnaast bewoners-paviljoens in het groen. Buitendien was die op 1-hoog gelegen binnenstraat behoudens de collectieve ruimten, liftschachten, een dokterspraktijk en wat winkeltjes over de hele breedte en lengte van de flat een open verblijfsgebied met trappen naar het park. Gebrek aan geld deed het idee van binnenstraat en paviljoens sneuvelen. De binnenstraat die restte was een grauwe gang naar huis, en de collectieve ruimte in die binnenstraat was veelal niet meer dan wat aaneen gesloten woningen.
Het idee om de gemeenschappelijke ruimtes opnieuw te introduceren om alzo het woon- en leefgenot van de in ieder geval te klein behuisde appartement-huurder te vergroten komt van de architecten Paul Kuipers en Maarten Vermeulen. Ze werden niet alleen geïnspireerd door Nassuth c.s., maar ook door het Russische architectenteam van Ivan Leodinov, die eind 1920 een plan indiende voor de nieuwe stad die Stalin in Siberië wilde realiseren: Magnitogorsk, een stad die maar één product zou moeten leveren: staal. Reden: in het geplande gebied was ontzettend veel erts te vinden en staalfabrieken waren nodig om van een agrarisch land, dat Rusland was, uit te groeien tot een industrieel land dat met Amerika kon wedijveren.
Leonidov bedacht het vierkant als basis van zijn stedenbouwkundig plan. Die vierkanten werden geschakeld in stroken: een strook links voor openbare gebouwen en leisure, een middenstrook voor glazen appartemententorens en woongebouwen van twee lagen en een derde strook voor scholen, parken, boerenland en speelplaatsen. Elke activiteit cq gebouw of een serie 2-etage woningen kreeg zijn eigen vierkant. En zo ontstond een soort oneindig, zichzelf herhalend, zeer leesbaar en geometrisch landschap, dat tegelijk gevarieerd was, met overal ruimte, doorzicht, licht en groen. Geen straatwanden. Het vierkant kwam ook terug in het twee etages tellende woonblok, bedoeld voor 16 mensen, twee per woning. Elke etage bevatte een kruis voor gemeenschappelijke activiteiten, in de vier overblijvende vierkante ruimten, op de hoeken dus, werden de privé-vertrekken voor de bewoners geplaatst. Het plan van Leodinov werd echter niet geaccepteerd. Er verscheen een Parijs-achtige stad, met een zeer brede, centrale boulevard, die op een bepaald moment nog uitdijt tot een immense cirkel.
Geïnspireerd door Nassuth en Leonidov bedachten Paul Kuipers en Maarten Vermeulen het plan om alle woon- en kantoortorens op het nieuwe Amstel 111 te vervlechten met nieuwe, doorlopende stroken ofwel ruimtelijke zones voor allerlei voorzieningen als een kiosk, een buurthuis, een speelplaats, een galerie, een winkel, een café of moestuin. Ze vormen samen een groot netwerk van allerlei activiteiten waar je elkaar om allerlei redenen ontmoet en andere dingen kan doen dan thuis zitten. Een stedelijk leven aan de voet en tussen de torens, waar meer te beleven valt dan de vormgevers van Amstel 111 momenteel aanbieden: een parkje om te wandelen en wat winkels en andere voorzieningen onderin de torens.
Het plan komt voor Amstel 111 zeer waarschijnlijk te laat en hoe zou men het willen financieren nu bijna alle prijzen en deals vast staan. Het lijkt evenwel op zeker moment onontkoombaar dat bewoners, die tot tiny houses in een betonnen toren veroordeeld worden om meer ruimte gaan vragen: ruimte om te spelen, te doen en elkaar te vinden. De oude Bijlmer met zijn vele 3-kamerflats had uitkomst kunnen bieden, maar ja, die Bijlmer werd grotendeels gesloopt om de middenklasse een eengezinswoning met terras en tuin te kunnen aanbieden en alzo tot een nette plek uit te groeien.
